Dit artikel verscheen in de Hortuskrant van maart 2003. door Fred Triep
Naar aanleiding van dit onderzoek interviewde ik de heer Gawronski op zijn werkplek, in het Archeologisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Hij vertelt me eerst, wat men al wist uit publicaties. In 1668 werd er een eerste houten kas opgericht op de plek, waar nu de Orangerie is. Deze kas was bestemd voor de West-Indische en Oost-Indische gewassen. Deze kas werd in 1712 verwijderd. In 1715 werd er een nieuwe kas gebouwd, "de Kaapse kas" en van deze kas zijn nu de fundamenten gevonden. De fundamenten bestaan uit 9 aaneengesloten waterkelders. In deze kelders werd water bewaard om de planten te besproeien dat via een stelsel van goten door de tuin heen werd aangevoerd. Voor de vloer van de kas waren ruwe grijze plavuizen gebruikt die op de booggewelven van de waterkelders waren gemetseld. Er is gebruik gemaakt van ruwe plavuizen, waarschijnlijk omdat men bang was dat de plavuizen door vocht glibberig zouden worden. Verder was er in het midden een bak gemetseld waar vermoedelijk waterplanten in hadden gezeten. Bijzonder was het stookhok met een oven aan de kopse kant van het gebouw om lucht te kunnen verwarmen die met een gemetseld kanaal door de kas werd gevoerd.
Kon men dan geen gebruik maken van het water uit de grachten? Het is niet helemaal duidelijk of het opgeslagen water alleen voor het besproeien van de planten is gebruikt. Ook of de waterkelders een gesloten of een open systeem vormde, weet hij niet. Mogelijk zorgden de waterkelders voor een vochtige atmosfeer in de kassen. Maar wellicht werd voor het besproeien van de planten het regenwater geprefereerd boven het water uit de gracht. Wat is nu het belang van deze vondsten voor de archeologie van Amsterdam en die van de Hortus? Volgens Gawronski is er weer een stukje aan het historische beeld van Amsterdam toegevoegd. Omdat er aanwijzingen voor gemetselde goten in de opgravingen werden gevonden, is het zeer aannemelijk dat ook in de rest van de Hortus goten gelopen moeten hebben. Zou hij dan niet verder willen graven in de Hortus? Natuurlijk zou hij dat wel willen, maar daar is nu geen reden voor. En bij de renovatie van de Palmenkas zullen geen grondwerkzaamheden plaatsvinden. Hij verwacht dan ook niet dat hij de komende jaren verder grondonderzoek in de Hortus zal doen. Omdat ik altijd dacht, dat archeologen voorzichtig met tandenborstels hun opgravingen deden, vraag ik hem hoe het werk hier gedaan is. Zo voorzichtig werken was volgens Jerzy hier niet nodig. De opgravingwerkzaamheden zijn gedaan met gewone scheppen, borstels en een klein graafmachientje. Gawronski vertelt, dat er van het
water uit de kelders een aantal monsters verzameld zijn. Uit de aanwezige zaden
of pollen in dit water zou men conclusies kunnen trekken over de aanwezige
planten in de kassen. Het is nog niet zeker of de watermonsters ook werkelijk
onderzocht gaan worden. Deze pagina is als nieuwe pagina gemaakt op dinsdag 19 augustus 2003.
Voor aanvullingen of reacties, stuur mij een email: email: Fred Triep
|