Dit artikel verscheen in de Plantage Hortus van april 1989. In maart 2005 is deze pagina aangevuld met meer tekst en foto's n.a.v. een reis door Madagaskar in de zomer van 2004. door Fred TriepDe familie Didiereaceae bestond tot sinds kort uit vier geslachten (Alluaudia, Alluaudiopsis, Decaryia en Didierea) en 11 soorten. Maar modern moleculair genetisch onderzoek aan het DNA van verschillende plantengeslachten heeft aan het licht gebracht, dat de Afrikaanse geslachten Calyptropheca, Ceraria en Portulacaria ook tot deze familie gerekend moeten worden. Voorlopig wil in deze bespreking alleen de "oude" familieleden bespreken. Van die "oude" familie komen in de Hortus 3 soorten voor. Deze groep van doornige struiken en bomen komt alleen voor op het eiland Madagaskar. De meeste van deze merkwaardige planten komen slechts in een beperkt gebied in het zuidwesten van dit eiland voor. Het is een plantengroep, die evenals andere exotische planten (bijvoorbeeld de vele planten uit het geslacht Pachypodium) en dieren (halfapen) laat zien, dat Madagaskar zich miljoenen jaren lang gescheiden van de rest van Afrika heeft kunnen ontwikkelen. De planten uit deze plantengroep zijn heel kenmerkend voor de droogtevegetatie in het zuidwesten van Madagaskar. Deze vegetatie wordt door de aanwezigheid van veel doornige vetplanten (zowel Didiereaceae als Euphorbiaceae) ook wel doornwoud (spiny forest) genoemd. Alle soorten uit deze familie bevatten een dikke stam met doorns. De planten uit het geslacht Alluaudia kunnen in de natuur tot 10 à 15 meter hoge bomen uitgroeien. De soorten van de drie andere geslachten vormen struiken van enkele meters hoogte. Alle soorten, op een na (Alluaudia dumosa), bezitten ook nog kleine blaadjes, die in de droge periode afvallen. De bloemen zijn onopvallend. De meeste soorten uit deze familie zijn eenslachtig, d.w.z dat er aparte planten zijn voor de mannelijke en de vrouwelijke bloemen.
Deze bloemen worden echter zelden geproduceerd buiten hun natuurlijke standplaatsen. Dat is ook een van de redenen, dat ze in cultuur moeilijk voort te kweken zijn. De andere reden om het "moeilijke" planten te noemen, is hun trage groei. Alleen de soort Alluaudia procera is in cultuur een redelijk snelle groeier. De verwante soort Alluaudia ascendens komt samen met Alluaudia procera voor in het gebied tussen Tolagnaro en Ampanihy. Alluaudia ascendens wordt minder in cultuur aangetroffen. De twee soorten zijn ogenschijnlijk moeilijk te onderscheiden, maar bij nauwgezette bestudering vallen de verschillen op. Bij A. ascendens liggen de verschillende zijtakken dicht tegen elkaar aan, terwijl de takken van A, procera meer een "open" structuur hebben. Ook de kleine blaadjes zijn verschillend: A. ascendens heeft hartvormige blaadjes en A. procera meer elliptische blaadjes.
In het geslacht Alluaudia komen naast de boomvormige A.procera en A. ascendens ook struikvormige planten voor, zoals de eerder genoemde A. dumosa. In het zuidwesten komt daarnaast ook de struik A. comosa voor. De planten van het geslacht Didierea worden vooral in de buurt van de zuidwestkust aangetroffen, ten noorden van Toliaro vooral D. madagacariensis en ten zuiden van deze kustplaats D. trollii. De eerste soort heb ik alleen maar in het arboretum ten zuiden van Toliara gezien, de tweede soort ook in de natuur. Op het strand aan de baai van Saint Augustin (ten zuiden van Toliara) kwamen we de struiken van D. trolli tegen. Alle Didiereaceeen zijn pas na de tweede wereldoorlog in Europa ingeburgerd. Ze werden pas populair na de onderzoekingen door W. Rauh van de universiteit van Heidelberg. Hoe moeilijk deze planten in cultuur zijn, blijkt uit het geringe aantal soorten (slechts 3 !), dat deze deskundige in bloei heeft weten te krijgen in zijn kassen. Het voorbestaan van de planten uit de familie Didiereaceae wordt bedreigd, doordat hun natuurlijke standplaatsen steeds meer verdwijnen. Bovendien zijn ze de laatste 20 jaar veelvuldig verzameld door planten liefhebbers, voor wie het bezit van deze exotische planten een statussymbool is. In Madagaskar worden de doornige struiken van de familie Didiereaceae zowel als sierstruik en als perceelscheiding gebruikt. Bij een hotel in de buurt van Itampolo kunt u een erehaag van vele Didierea trollii struiken zien langs de entree van het strand naar het hotel. In het plaatsje Anakao aan de zuidwestkust blijken de scheuten van deze doornige struik gebruikt te worden als afscheiding van het land van de buren. De vertegenwoordigers uit deze familie in de Hortus bevinden zich allen in de nieuwe succulentenkas. Daar staan twee struiken (1 à 2 meter hoog) van de soort Alluaudia procera, een 1 meter hoge struik van de soort Alluaudia ascendens en twee planten van de soort Didierea madagascariensis Determinatietabel De onderstaande determinatietabel van geslachten uit de familie Didiereaceae is een bewerking en vertaling van de tabel uit het boek van Georg E. Schatz (zie literatuur).
Toelichting:
Georg E. Schatz Verzorging Heeft u vragen over de verzorging van deze plant? Die kunt u stellen op mijn forum over de verzorging van planten. Misschien weet iemand het antwoord of staat er reeds een antwoord voor u.
Deze pagina is het laatst gewijzigd op vrijdag 11 maart 2005.
Voor aanvullingen of reacties, stuur mij een email: email: Fred Triep
|