Dit artikel verscheen in de Hortuskrant (voorheen Plantage Hortus) van juni 2002 door Fred Triep
De korenbloem (Centaurea cyanus) is één van de drie soorten uit het geslacht Centaurea, die nog in Nederland voorkomen. Naast de korenbloem behoren ook het knoopkruid (C. jacea) en de grote centaurie (C. scabiosa) tot de Nederlandse flora. Nog één andere soort uit dit geslacht werd vroeger in Nederland aangetroffen. Dat was de kalketrip (C. calcitrapa), die ook nu nog incidenteel gevonden wordt. Voor deze plantensoort vormt Nederland de grens van haar areaal. Het geslacht Centaurea (centaurie) is een geslacht uit de Composietenfamilie (Asteraceae). Tot de Composieten behoren onder andere de paardebloem, het madeliefje en de zonnebloem. Alle vijfentwintigduizend soorten composieten, die in de hele wereld voorkomen, zijn gekenmerkt door een samengestelde bloeiwijze. Wat voor een bloem wordt aangezien, is een hoofdje dat uit een groot aantal kleine bloempjes is samengesteld. De bloempjes zijn buisvormig, maar binnen één hoofdje kunnen er verschillende typen bloempjes zitten. Naast de symmetrische buisbloempjes, die vaak in het midden van een hoofdje zitten, kunnen we ook straalbloemen onderscheiden. Straalbloemen zitten aan de buitenkant van het hoofdje. Het buisvormige deel van de bloem heeft bij dit type bloempje één lange vlag, die naar de buitenkant van het hoofdje gericht is. De korenbloem heeft helderblauwe trompetvormige straalbloempjes, met driehoekige slippen. De buisbloempjes midden in het hoofdje hebben een paarse voet en een blauwe bovenkant. Door de felle kleuren vallen korenbloemen op tussen het eenvormige graan, waardoor zij graag worden geplukt.
Binnen het geslacht Centaurea vindt men een grote variatie in bouw, waardoor het moeilijk is een duidelijk omschrijving van de kenmerken van het geslacht te geven. De meerderheid van de soorten komt voor in het Middellandse- Zeegebied. De korenbloem is oorspronkelijk afkomstig uit Mediterrane streken, hoewel ze mogelijk al direct na de ijstijd in Nederland voorkwam. Door het kappen van bossen en de verbouw van graangewassen, kreeg de korenbloem meer kans. Vanaf de Middeleeuwen, maar mogelijk al eerder, was de korenbloem een algemeen akkeronkruid. De korenbloem houdt van veel licht, maar hij kan zich tussen het koren goed handhaven omdat alle zijtakken opgericht zijn waardoor de verschijningsvorm (habitus) van de plant smal en hoog is. De korenbloem wordt nu voornamelijk aangetroffen op de Pleistocene zandgronden van Nederland, dus in het zuiden en oosten van ons land. In de duinstreek en op veen- of kleigronden wordt hij sporadisch gevonden. De achteruitgang van de korenbloem in Nederland en de omringende landen begon met de veranderingen in de landbouw, zoals het gebruik van beter zaaigoed en een dichtere uitzaaiing. Daarnaast veroorzaakte het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen een sterke afname, omdat deze plantensoort daar erg gevoelig voor is. Verder komt het verdwijnen van dit akkeronkruid door de omschakeling in de landbouw van rogge en andere graangewassen naar de grootschalige verbouw van maïs, waardoor er veel meer mest wordt gebruikt. In de Hortus kunt de korenbloem aantreffen opzij van de tropenkas. Literatuur E.J. Weeda, R. Westra, Ch. Westra en T. Westra Links Meer informatie over de korenbloem kunt u onder andere vinden op:
Voor aanvullingen of reacties, stuur mij een email: email: Fred Triep
|