Dit artikel verscheen in de Hortuskrant van maart 2005 door Fred Triep
Alle waterplanten uit de familie Nymphaceae zijn overblijvende planten met een ondergrondse wortelstok. Uit deze wortelstok groeien in het seizoen de bladeren, die vrijwel altijd schild- tot hartvormig zijn en op het water drijven. De bloemen verschijnen na de bladeren en zijn meestal groot. Daardoor zijn veel planten uit deze familie welkome gasten. Naast de waterlelie (Nymphaea alba) zijn de gele plomp (Nuphar lutea) en de tropische soort Victoria amazonica geliefde sierplanten De gewone waterlelie heeft een groot verspreidingsgebied. Hij komt in heel Europa voor, daarnaast ook nog in zuidwest Azië en het Atlasgebergte. In Nederland is het een algemene zoetwaterplant, alleen in de zeeklei- gebieden, de Waddeneilanden en het Zuidlimburgse löss en krijtgebied komt hij niet of nauwelijks voor. De mooie bloemen bestaan uit vier groene kelkbladen, ongeveer twintig witte kroonbladeren en talloze meeldraden. Als de bloem is uitgebloeid, buigt de bloemsteel zich om. De vrucht rijpt onder water. Als de vruchtwand van deze vrucht verrot, komen de zaden vrij, die op het wateroppervlak blijven drijven. Door wind en golfslag worden de zaden verder verspreid. In Nederland komt de waterlelie vaak samen met de gele plomp voor. Het lijkt er op, dat beide planten ongeveer dezelfde niche (= functie in het ecosysteem) bekleden. Toch zijn er verschillen. In vergelijking met de gele plomp houdt de waterlelie meer van rustige wateren. Wordt het water te onrustig, bijvoorbeeld door watersport of door stroming, dan zal de gele plomp zich gemakkelijker dan de waterlelie kunnen handhaven. In Nederland wordt - volgens sommige biologen - op enkele plekken de verwante soort kantige waterlelie (Nymphaea candida) aangetroffen. Deze waterlelie zou een meer oostelijker verspreiding hebben dan onze gewone waterlelie; hij komt voor van Midden- Siberië tot Noordoost- Duitsland. De populaties van deze plant in Noord- Nederland liggen buiten het algemene verspreidingsgebied van deze soort. Daarom neemt men aan, dat het een relict (= achterblijvende plant) van de laatste ijstijd is. Andere biologen beschouwen de kantige waterlelie meer als een variëteit binnen de populatie van de gewone waterlelie. De waterlelie heeft door zijn drijvende bladeren een voordeel boven ondergedoken waterplanten. Aan de bovenkant van de bladeren zitten veel huidmondjes. Hierdoor kan de waterlelie direct met de lucht gassen uitwisselen. Via de huidmondjes en de luchtkanalen in de bladstelen, kunnen de wortels ook ’s nachts voldoende zuurstof aangevoerd krijgen. Daardoor kan een waterlelie zich ook in een modderige bodem met weinig zuurstof handhaven. In de Hortus kunt u de waterlelie (Nymphaea alba) en de gele plomp (Nuphar luteum) in de grote vijver aantreffen. De Victoria amazonica vindt u in de Pontederia- vijver, maar dan alleen in de zomer. Literatuur Vernon
Heywood E.J. Weeda, R. Westra, Ch. Westra en T. Westra Stevens,
P.F. (2001 onwards). Links Meer informatie over de waterlelie en de gele plomp kunt u onder andere vinden op: Verzorging Heeft u vragen over de verzorging van deze plant? Die kunt u stellen op mijn forum over de verzorging van planten. Misschien weet iemand het antwoord of staat er reeds een antwoord voor u.
Voor aanvullingen of reacties, stuur mij een e-mail: email: Fred Triep
|