Dit artikel verscheen in de Plantage Hortus van juni 2002. door Fred Triep en Gonny de Haan
Door de intensieve veeteelt en akkerbouw, waarbij gebruik gemaakt wordt van veel mest, is het landschap de laatste honderd jaar eenvormiger geworden. Voordat er mest werd gebruikt, waren er voedselrijke en voedselarme grasweiden. De voedselrijke weiden werden evenals de graslanden, die we nu meestal zien, vaak gedomineerd door rood zwenkgras (Festuca rubra), waardoor het grasland rood gekleurd wordt. Daarentegen hebben voedselarme graslanden een blauwe 'gloed'. Deze kleur wordt veroorzaakt door de blauwe zegge (Carex panicea). Door deze afwijkende kleur worden de vochtige voedselarme graslanden ook wel "blauwgraslanden" genoemd. In de blauwgraslanden groeiden plantensoorten, die nu zeldzaam geworden zijn, zoals grote muggenorchis (Gymnadenia conopsea), welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia), rietorchis (Dactylorhiza majalis) en klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe). Daarnaast kwamen er ook dopheide (Erica tetralix), tormentil (Potentilla erecta), kruipganzerik (Potentilla anglica), hondsviooltje (Viola canina), spaanse ruiter (Cirsium disssectum), kale jonker (Cirsium palustre) en blauwe knoop (Succisa pratensis) voor. Er zijn in Nederland enkele kleine reservaatjes van blauwgraslanden overgebleven, namelijk bij Akmarijp, Staphorst en Zegveld Een andere oorzaak van verarming van de weideflora is het gebruik van wisselweiden. Vroeger werden bepaalde delen alleen als weide gebruikt en andere alleen als hooiland. Daardoor was er meer variatie in de vegetatie binnen een kleine afstand.
Ook het akkerland op de zandgronden in Nederland is qua flora verschraald. Tussen de gewassen kwamen vroeger veel akkeronkruiden voor, die door de boer werden vervloekt. Voor de toevallige wandelaar of fietser waren deze onkruiden echter een genot. Door de zuivering van de graankorrels van andere zaden en door het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen nam het aantal door de boer ongewenste planten af. Hierdoor verdwenen onder andere de valse kamille (Anthemis arvensis), de korenbloem (Centaurea cyanus), de oranjelelie (Lilium bulbiferum), de ridderspoor (Consolida regalis), de wilde nigelle (Nigella arvensis) en de wilde weit (Melampyrum arvensis). Over de korenbloem kunt u elders in deze krant meer lezen. Afhankelijk van het type akkerland, verdwenen er
verschillende onkruiden. Door de verbouw van knolgewassen (aardappels en bieten)
kwamen vroeger de gewone duivekervel (Fumaria officinalis), rood
guichelheil (Anagallis arvensis), kromhals (Anchusa arvensis),
akkerandoorn (Stachys arvensis), akkerleeuwebek (Antirrhinum orontium),
grote ereprijs (Veronica persica), gladde ereprijs (Veronica polita),
doffe ereprijs (Veronica opaca), akkerereprijs (Veronica agrestis),
glad biggekruid (Hypochaeris glabra) en gele ganzebloem (Chrysanthemum
segetum) voor.
Gelukkig zijn er de laatste decennia ook positieve ontwikkelingen te noemen. Door een geraffineerder waterbeheer kunnen blauwgraslanden behouden worden of zelfs uitgebreid. Rond het Naardermeer lukt het Natuurmonumenten om het areaal van vochtig soortenrijk grasland te vergroten. In het waterwingebied Weerselo werd de teelaarde verwijderd, om de voedselarme grond aan het oppervlak te laten komen. De zeer zeldzame moeraswolfsklauw (Lycopodium inundatum) kwam terug. Er zijn ook aanwijzingen, dat het blauwgrasland zich hier herstelt.
In de Hortus kunt u de meeste genoemde planten nog steeds zien. U moet er echter wel naar op zoek gaan. Literatuur V. Westhoff, P.A, Bakker, C.G. van Leeuwen, E.E. van der Voo Jac. P. Thijsse Moeraswolfsklauw in het waterwingebied Weerselo Akkerranden
Voor aanvullingen of reacties, stuur mij een email: email: Fred Triep
|